Inclusie en omgekeerde integratie

Waarom

In de langdurige zorg- en welzijnssector staan participatie en inclusie centraal. Vaak klinkt daarbij de wens om een inclusieve, gemêleerde samenleving te zijn, met ruimte voor verschil. Het blijkt echter niet vanzelfsprekend om daadwerkelijk ruimte te maken voor mensen die anders zijn dan het gros dat de ‘hoofdstroom’ van onze samenleving vormt. Wij vinden dat we als samenleving, maar vooral ook als individu, meer ruimte kunnen maken voor mensen met een (ernstige) verstandelijke en/of meervoudige beperking. Het contact tussen mensen met en zonder beperking is waardevol voor beiden: ertoe doen voor een ander is voor iedereen belangrijk. In het contact met mensen met een verstandelijke beperking krijg je als vanzelf een spiegel voor: zij benaderen je zonder vooroordelen, zijn niet geïnteresseerd in wat je verdient of in welke merkkleding je loopt. Dat maakt geen indruk. Wat wel indruk maakt: de manier waarop jij contact met hen maakt, of je hen ziet en of je hen serieus neemt.

Wij wensen mensen met een (ernstige) verstandelijke beperking een woon- en leefplek toe waarin zij kunnen floreren en zichzelf kunnen zijn. Niet ‘los’ van de samenleving, maar als deel van een gemêleerde maatschappij.

Wat

Het typisch Nederlandse fenomeen ‘omgekeerde integratie’ ontstond begin jaren 90 en is een (beleids)alternatief voor volledige deïnstitutionalisering van de zorg voor mensen met een beperking. In essentie gaat het bij ‘omgekeerde integratie’ om een tegengestelde beweging: niet de mensen met een beperking worden in de ‘reguliere samenleving’ geplaatst, maar mensen zónder (ernstige) beperking kunnen integreren op woon- en leefplekken van mensen met een beperking. Gustaaf Bos deed promotieonderzoek naar omgekeerde integratie en stelt dat het ‘een visie is op hoe we als samenleving ruimte willen maken voor mensen die anders zijn en voor mensen met een beperking: een gedeelde leefomgeving waarin ruimte is voor verschil, kwetsbaarheid en ondersteuning.’

Hoewel de focus van omgekeerde-integratiebeleid oorspronkelijk vooral lag op het veranderen van de woonomgeving voor mensen met een verstandelijke beperking, wordt omgekeerde integratie ook wel eens anders vormgegeven. Denk hierbij bijvoorbeeld aan dagbesteding of werkplekken op een voormalig instellingsterrein, een fietsroute of wandelnetwerk dat zo’n instellingsterrein aandoet of het integreren van een kunstcentrum in een instelling. Dat zijn ook allemaal vormen van omgekeerde integratie. Er is bij al deze vormen wel een heel duidelijke connectie tussen een instellingsterrein en een beweging van buiten naar binnen.

Hoe

Een belangrijke vraag die we ons als woonzorggemeenschap – en t.z.t. ook de met ons samenwerkende zorgaanbieder – dienen te stellen is hoe we bovengenoemde visie hier graag vormgeven. Deze dient helder over het voetlicht te worden gebracht.

 

Hoe kunnen we als samenleving, maar vooral ook als individu, meer ruimte maken voor mensen die wij als ‘anders’ of ‘vreemd’ ervaren? Hoe kunnen zij deel uitmaken van de samenleving op een manier die bij hen past, dus inclusief hetgeen hen volgens de geldende normen anders maakt? En wat vraagt die deelname van jou als zorgprofessional of medebewoner in een omgekeerde-integratiesetting?

 

Om te beginnen natuurlijk een ontvankelijke houding, oprechte nieuwsgierigheid, verwondering. En daarbij ook de moed en creativiteit om zaken die we zélf hoog in het vaandel dragen soms even los te laten. Denk bijvoorbeeld aan de – in onze tijd zo dominante – invloed van cognitieve vermogens en woordgebruik. Bos verbeeldt dit mooi als ‘het neerleggen van onze verbale en cognitieve wapens’, en laat voorbeelden zien van wat er kan ontstaan als je op een non-verbale manier durft samen te zijn. Het is de moeite waard om dat non-verbale niet te snel als een beperking te zien, maar als een potentiële krachtbron waar we te weinig aandacht voor hebben en die we meer zouden kunnen benutten bij het aangaan van verbindingen.

 

We mogen daarbij ook mild zijn voor onszelf. Volgens Waldenfels is onze eerste voorbewuste respons op de andersheid van een ander er een van afwijzing. Dit is fundamenteel menselijk. Ieder van ons is volgens hem geneigd confrontaties met ‘vreemdheid’ te ontwijken, te negeren, of de oorzaak ervan in die ander te plaatsen. Bos geeft hier een voorbeeld van: ‘Als je iemand ontmoet die niet praat, kun je zeggen: “ik kan niet met je communiceren, want je praat niet.” Dan plaats je de oorzaak bij de ander.’ Dan is die persoon anders. ‘Maar zeg je: “hij praat niet, terwijl dat voor mij een belangrijke manier is om te communiceren”, dan maak je jezelf onderdeel van die ‘andersheid’. De ander praat niet, dat roept bij mij verwarring op. Dat zegt dan ook iets over mij. En als je ondanks die verwarring een middag doorbrengt met iemand die niet kan praten, dan gaat er – met alle verwarring van dien – vaak ook een andere wereld open; een non-verbaal zicht op de werkelijkheid.
 
Die ervaring van een andere wereld onder ogen zien vereist moed en reflexiviteit; durven aangaan wat ingewikkeld is; erkennen dat onze pogingen om ruimte te maken voor een ander beperkt zijn én durven te zoeken ondanks de bijkomende spanning, hobbels en teleurstellingen is niet altijd eenvoudig. Samen werken aan ruimte voor andersheid van mensen met een ernstige verstandelijke beperking kan ook zwaar zijn, maar humor, spel, experimenteren, en vertrouwen op je intuïtie (i.e. ‘niet-cognitie’) kunnen hierbij helpen.

 

Hoewel een gemeenschap-in-wording in de beginfase wat meer naar binnen gekeerd is – ‘hoe gaan we het als gemeenschap vormgeven en waarmaken’? – zullen we ook verbinding zoeken met mensen buiten de gemeenschap.